Total de formas verbales: 18
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord gelend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gegeeld
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - geelt - - gelen
Imperfect - - geelde - - geelden
Toekomende tijd I - - zal gelen - - zult gelen
Conditionalis I - - zal gelen - - zullen gelen
Perfectum - - heeft gegeeld - - hebben gegeeld
Voltooid verleden tijd - - had gegeeld - - hadden gegeeld
Toekomende tijd II - - zal gegeeld hebben - - zult gegeeld hebben
Conditionalis II - - zal hebben gegeeld - - zullen hebben gegeeld

Verbos similares a gelen

Verbos conjugados anteriores y posteriores a gelen

« gelen »