Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord hemelend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gehemeld
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens hemel hemelt hemelt hemelen hemelen hemelen
Imperfect hemelde hemelde hemelde hemelden hemelden hemelden
Toekomende tijd I zal hemelen zult hemelen zal hemelen zullen hemelen zullen hemelen zullen hemelen
Conditionalis I zou hemelen zou hemelen zou hemelen zouden hemelen zouden hemelen zouden hemelen
Perfectum heb gehemeld hebt gehemeld heeft gehemeld hebben gehemeld hebben gehemeld hebben gehemeld
Voltooid verleden tijd had gehemeld had gehemeld had gehemeld hadden gehemeld hadden gehemeld hadden gehemeld
Toekomende tijd II zal gehemeld hebben zult gehemeld hebben zal gehemeld hebben zullen gehemeld hebben zullen gehemeld hebben zullen gehemeld hebben
Conditionalis II zou hebben gehemeld zou hebben gehemeld zou hebben gehemeld zouden hebben gehemeld zouden hebben gehemeld zouden hebben gehemeld
Imperatief - hemel - - hemelt -

Verbos conjugados anteriores y posteriores a hemelen

« hemelen »