Total de formas verbales: 50
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord ontbrandend
Tegenwoordig en verleden deelwoord ontbrand
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens ontbrand ontbrandt ontbrandt ontbranden ontbranden ontbranden
Imperfect ontbrandde ontbrandde ontbrandde ontbrandden ontbrandden ontbrandden
Toekomende tijd I zal ontbranden zult ontbranden zal ontbranden zullen ontbranden zullen ontbranden zullen ontbranden
Conditionalis I zou ontbranden zou ontbranden zou ontbranden zouden ontbranden zouden ontbranden zouden ontbranden
Perfectum ben ontbrand bent ontbrand is ontbrand zijn ontbrand zijn ontbrand zijn ontbrand
Voltooid verleden tijd was ontbrand was ontbrand was ontbrand waren ontbrand waren ontbrand waren ontbrand
Toekomende tijd II zal ontbrand zijn zult ontbrand zijn zal ontbrand zijn zullen ontbrand zijn zullen ontbrand zijn zullen ontbrand zijn
Conditionalis II zou zijn ontbrand zou zijn ontbrand zou zijn ontbrand zouden zijn ontbrand zouden zijn ontbrand zouden zijn ontbrand

Verbos similares a ontbranden

Verbos conjugados anteriores y posteriores a ontbranden

« ontbranden »