Woxikon / Verbos / Neerlandés / A / aflijnen

NL Conjugación en Neerlandés de aflijnen

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord aflijnend
Tegenwoordig en verleden deelwoord afgelijnd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens lijn af lijnt af lijnt af lijnen af lijnen af lijnen af
Imperfect lijnde af lijnde af lijnde af lijnden af lijnden af lijnden af
Toekomende tijd I zal aflijnen zult aflijnen zal aflijnen zullen aflijnen zullen aflijnen zullen aflijnen
Conditionalis I zou aflijnen zou aflijnen zou aflijnen zouden aflijnen zouden aflijnen zouden aflijnen
Perfectum heb afgelijnd hebt afgelijnd heeft afgelijnd hebben afgelijnd hebben afgelijnd hebben afgelijnd
Voltooid verleden tijd had afgelijnd had afgelijnd had afgelijnd hadden afgelijnd hadden afgelijnd hadden afgelijnd
Toekomende tijd II zal afgelijnd hebben zult afgelijnd hebben zal afgelijnd hebben zullen afgelijnd hebben zullen afgelijnd hebben zullen afgelijnd hebben
Conditionalis II zou hebben afgelijnd zou hebben afgelijnd zou hebben afgelijnd zouden hebben afgelijnd zouden hebben afgelijnd zouden hebben afgelijnd
Imperatief - lijn af - - lijnt af -

Verbos similares a aflijnen

Verbos conjugados anteriores y posteriores a aflijnen

« aflijnen »

Otras acciones para aflijnen