Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord alfabetiserend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gealfabetiseerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens alfabetiseer alfabetiseert alfabetiseert alfabetiseren alfabetiseren alfabetiseren
Imperfect alfabetiseerde alfabetiseerde alfabetiseerde alfabetiseerden alfabetiseerden alfabetiseerden
Toekomende tijd I zal alfabetiseren zult alfabetiseren zal alfabetiseren zullen alfabetiseren zullen alfabetiseren zullen alfabetiseren
Conditionalis I zou alfabetiseren zou alfabetiseren zou alfabetiseren zouden alfabetiseren zouden alfabetiseren zouden alfabetiseren
Perfectum heb gealfabetiseerd hebt gealfabetiseerd heeft gealfabetiseerd hebben gealfabetiseerd hebben gealfabetiseerd hebben gealfabetiseerd
Voltooid verleden tijd had gealfabetiseerd had gealfabetiseerd had gealfabetiseerd hadden gealfabetiseerd hadden gealfabetiseerd hadden gealfabetiseerd
Toekomende tijd II zal gealfabetiseerd hebben zult gealfabetiseerd hebben zal gealfabetiseerd hebben zullen gealfabetiseerd hebben zullen gealfabetiseerd hebben zullen gealfabetiseerd hebben
Conditionalis II zou hebben gealfabetiseerd zou hebben gealfabetiseerd zou hebben gealfabetiseerd zouden hebben gealfabetiseerd zouden hebben gealfabetiseerd zouden hebben gealfabetiseerd
Imperatief - alfabetiseer - - alfabetiseert -

Verbos similares a alfabetiseren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a alfabetiseren

« alfabetiseren »