Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord attaquerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geattaqueerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens attaqueer attaqueert attaqueert attaqueren attaqueren attaqueren
Imperfect attaqueerde attaqueerde attaqueerde attaqueerden attaqueerden attaqueerden
Toekomende tijd I zal attaqueren zult attaqueren zal attaqueren zullen attaqueren zullen attaqueren zullen attaqueren
Conditionalis I zou attaqueren zou attaqueren zou attaqueren zouden attaqueren zouden attaqueren zouden attaqueren
Perfectum heb geattaqueerd hebt geattaqueerd heeft geattaqueerd hebben geattaqueerd hebben geattaqueerd hebben geattaqueerd
Voltooid verleden tijd had geattaqueerd had geattaqueerd had geattaqueerd hadden geattaqueerd hadden geattaqueerd hadden geattaqueerd
Toekomende tijd II zal geattaqueerd hebben zult geattaqueerd hebben zal geattaqueerd hebben zullen geattaqueerd hebben zullen geattaqueerd hebben zullen geattaqueerd hebben
Conditionalis II zou hebben geattaqueerd zou hebben geattaqueerd zou hebben geattaqueerd zouden hebben geattaqueerd zouden hebben geattaqueerd zouden hebben geattaqueerd
Imperatief - attaqueer - - attaqueert -

Verbos similares a attaqueren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a attaqueren

« attaqueren »