Woxikon / Verbos / Neerlandés / B / beschamen

NL Conjugación en Neerlandés de beschamen

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord beschamend
Tegenwoordig en verleden deelwoord beschaamd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens beschaam beschaamt beschaamt beschamen beschamen beschamen
Imperfect beschaamde beschaamde beschaamde beschaamden beschaamden beschaamden
Toekomende tijd I zal beschamen zult beschamen zal beschamen zullen beschamen zullen beschamen zullen beschamen
Conditionalis I zou beschamen zou beschamen zou beschamen zouden beschamen zouden beschamen zouden beschamen
Perfectum heb beschaamd hebt beschaamd heeft beschaamd hebben beschaamd hebben beschaamd hebben beschaamd
Voltooid verleden tijd had beschaamd had beschaamd had beschaamd hadden beschaamd hadden beschaamd hadden beschaamd
Toekomende tijd II zal beschaamd hebben zult beschaamd hebben zal beschaamd hebben zullen beschaamd hebben zullen beschaamd hebben zullen beschaamd hebben
Conditionalis II zou hebben beschaamd zou hebben beschaamd zou hebben beschaamd zouden hebben beschaamd zouden hebben beschaamd zouden hebben beschaamd
Imperatief - beschaam - - beschaamt -

Verbos similares a beschamen

Verbos conjugados anteriores y posteriores a beschamen

« beschamen »

Otras acciones para beschamen