NL Conjugación en Neerlandés de binnenglijden
Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios | |
---|---|
Tegenwoordig en verleden deelwoord | binnenglijdend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | binnengegleden |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
---|---|---|---|---|---|---|
Presens | glijd binnen | glijdt binnen | glijdt binnen | glijden binnen | glijden binnen | glijden binnen |
Imperfect | gleed binnen | gleed binnen | gleed binnen | gleden binnen | gleden binnen | gleden binnen |
Toekomende tijd I | zal binnenglijden | zult binnenglijden | zal binnenglijden | zullen binnenglijden | zullen binnenglijden | zullen binnenglijden |
Conditionalis I | zou binnenglijden | zou binnenglijden | zou binnenglijden | zouden binnenglijden | zouden binnenglijden | zouden binnenglijden |
Perfectum | ben binnengegleden | bent binnengegleden | is binnengegleden | zijn binnengegleden | zijn binnengegleden | zijn binnengegleden |
Voltooid verleden tijd | was binnengegleden | was binnengegleden | was binnengegleden | waren binnengegleden | waren binnengegleden | waren binnengegleden |
Toekomende tijd II | zal binnengegleden zijn | zult binnengegleden zijn | zal binnengegleden zijn | zullen binnengegleden zijn | zullen binnengegleden zijn | zullen binnengegleden zijn |
Conditionalis II | zou zijn binnengegleden | zou zijn binnengegleden | zou zijn binnengegleden | zouden zijn binnengegleden | zouden zijn binnengegleden | zouden zijn binnengegleden |
Imperatief | - | glijd binnen | - | - | glijdt binnen | - |