Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | bostonnend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | gebostond |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | boston | bostont | bostont | bostonnen | bostonnen | bostonnen |
Imperfect | bostonde | bostonde | bostonde | bostonden | bostonden | bostonden |
Toekomende tijd I | zal bostonnen | zult bostonnen | zal bostonnen | zullen bostonnen | zullen bostonnen | zullen bostonnen |
Conditionalis I | zou bostonnen | zou bostonnen | zou bostonnen | zouden bostonnen | zouden bostonnen | zouden bostonnen |
Perfectum | heb gebostond | hebt gebostond | heeft gebostond | hebben gebostond | hebben gebostond | hebben gebostond |
Voltooid verleden tijd | had gebostond | had gebostond | had gebostond | hadden gebostond | hadden gebostond | hadden gebostond |
Toekomende tijd II | zal gebostond hebben | zult gebostond hebben | zal gebostond hebben | zullen gebostond hebben | zullen gebostond hebben | zullen gebostond hebben |
Conditionalis II | zou hebben gebostond | zou hebben gebostond | zou hebben gebostond | zouden hebben gebostond | zouden hebben gebostond | zouden hebben gebostond |
Imperatief | - | boston | - | - | bostont | - |
Verbos similares a bostonnen
Verbos conjugados anteriores y posteriores a bostonnen
Otras acciones para bostonnen