Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord dekreterend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gedekreteerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens dekreteer dekreteert dekreteert dekreteren dekreteren dekreteren
Imperfect dekreteerde dekreteerde dekreteerde dekreteerden dekreteerden dekreteerden
Toekomende tijd I zal dekreteren zult dekreteren zal dekreteren zullen dekreteren zullen dekreteren zullen dekreteren
Conditionalis I zou dekreteren zou dekreteren zou dekreteren zouden dekreteren zouden dekreteren zouden dekreteren
Perfectum heb gedekreteerd hebt gedekreteerd heeft gedekreteerd hebben gedekreteerd hebben gedekreteerd hebben gedekreteerd
Voltooid verleden tijd had gedekreteerd had gedekreteerd had gedekreteerd hadden gedekreteerd hadden gedekreteerd hadden gedekreteerd
Toekomende tijd II zal gedekreteerd hebben zult gedekreteerd hebben zal gedekreteerd hebben zullen gedekreteerd hebben zullen gedekreteerd hebben zullen gedekreteerd hebben
Conditionalis II zou hebben gedekreteerd zou hebben gedekreteerd zou hebben gedekreteerd zouden hebben gedekreteerd zouden hebben gedekreteerd zouden hebben gedekreteerd
Imperatief - dekreteer - - dekreteert -

Verbos similares a dekreteren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a dekreteren

« dekreteren »