NL Conjugación en Neerlandés de doodverklaren
Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios | |
---|---|
Tegenwoordig en verleden deelwoord | doodverklarend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | doodverklaard |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
---|---|---|---|---|---|---|
Presens | verklaar dood | verklaart dood | verklaart dood | verklaren dood | verklaren dood | verklaren dood |
Imperfect | verklaarde dood | verklaarde dood | verklaarde dood | verklaarden dood | verklaarden dood | verklaarden dood |
Toekomende tijd I | zal doodverklaren | zult doodverklaren | zal doodverklaren | zullen doodverklaren | zullen doodverklaren | zullen doodverklaren |
Conditionalis I | zou doodverklaren | zou doodverklaren | zou doodverklaren | zouden doodverklaren | zouden doodverklaren | zouden doodverklaren |
Perfectum | heb doodverklaard | hebt doodverklaard | heeft doodverklaard | hebben doodverklaard | hebben doodverklaard | hebben doodverklaard |
Voltooid verleden tijd | had doodverklaard | had doodverklaard | had doodverklaard | hadden doodverklaard | hadden doodverklaard | hadden doodverklaard |
Toekomende tijd II | zal doodverklaard hebben | zult doodverklaard hebben | zal doodverklaard hebben | zullen doodverklaard hebben | zullen doodverklaard hebben | zullen doodverklaard hebben |
Conditionalis II | zou hebben doodverklaard | zou hebben doodverklaard | zou hebben doodverklaard | zouden hebben doodverklaard | zouden hebben doodverklaard | zouden hebben doodverklaard |
Imperatief | - | verklaar dood | - | - | verklaart dood | - |