NL Conjugación en Neerlandés de doorverwijzen
Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios | |
---|---|
Tegenwoordig en verleden deelwoord | doorverwijzend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | doorverwezen |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
---|---|---|---|---|---|---|
Presens | verwijs door | verwijst door | verwijst door | verwijzen door | verwijzen door | verwijzen door |
Imperfect | verwees door | verwees door | verwees door | verwezen door | verwezen door | verwezen door |
Toekomende tijd I | zal doorverwijzen | zult doorverwijzen | zal doorverwijzen | zullen doorverwijzen | zullen doorverwijzen | zullen doorverwijzen |
Conditionalis I | zou doorverwijzen | zou doorverwijzen | zou doorverwijzen | zouden doorverwijzen | zouden doorverwijzen | zouden doorverwijzen |
Perfectum | heb doorverwezen | hebt doorverwezen | heeft doorverwezen | hebben doorverwezen | hebben doorverwezen | hebben doorverwezen |
Voltooid verleden tijd | had doorverwezen | had doorverwezen | had doorverwezen | hadden doorverwezen | hadden doorverwezen | hadden doorverwezen |
Toekomende tijd II | zal doorverwezen hebben | zult doorverwezen hebben | zal doorverwezen hebben | zullen doorverwezen hebben | zullen doorverwezen hebben | zullen doorverwezen hebben |
Conditionalis II | zou hebben doorverwezen | zou hebben doorverwezen | zou hebben doorverwezen | zouden hebben doorverwezen | zouden hebben doorverwezen | zouden hebben doorverwezen |
Imperatief | - | verwijs door | - | - | verwijst door | - |