Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | heroverwegend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | heroverwogen |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | heroverweeg | heroverweegt | heroverweegt | heroverwegen | heroverwegen | heroverwegen |
Imperfect | heroverwoog | heroverwoog | heroverwoog | heroverwogen | heroverwogen | heroverwogen |
Toekomende tijd I | zal heroverwegen | zult heroverwegen | zal heroverwegen | zullen heroverwegen | zullen heroverwegen | zullen heroverwegen |
Conditionalis I | zou heroverwegen | zou heroverwegen | zou heroverwegen | zouden heroverwegen | zouden heroverwegen | zouden heroverwegen |
Perfectum | heb heroverwogen | hebt heroverwogen | heeft heroverwogen | hebben heroverwogen | hebben heroverwogen | hebben heroverwogen |
Voltooid verleden tijd | had heroverwogen | had heroverwogen | had heroverwogen | hadden heroverwogen | hadden heroverwogen | hadden heroverwogen |
Toekomende tijd II | zal heroverwogen hebben | zult heroverwogen hebben | zal heroverwogen hebben | zullen heroverwogen hebben | zullen heroverwogen hebben | zullen heroverwogen hebben |
Conditionalis II | zou hebben heroverwogen | zou hebben heroverwogen | zou hebben heroverwogen | zouden hebben heroverwogen | zouden hebben heroverwogen | zouden hebben heroverwogen |
Imperatief | - | heroverweeg | - | - | heroverweegt | - |
Verbos similares a heroverwegen
Verbos conjugados anteriores y posteriores a heroverwegen
Otras acciones para heroverwegen