Woxikon / Verbos / Neerlandés / H / housen

NL Conjugación en Neerlandés de housen

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord housend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gehousd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens hous houst houst housen housen housen
Imperfect housde housde housde housden housden housden
Toekomende tijd I zal housen zult housen zal housen zullen housen zullen housen zullen housen
Conditionalis I zou housen zou housen zou housen zouden housen zouden housen zouden housen
Perfectum heb gehousd hebt gehousd heeft gehousd hebben gehousd hebben gehousd hebben gehousd
Voltooid verleden tijd had gehousd had gehousd had gehousd hadden gehousd hadden gehousd hadden gehousd
Toekomende tijd II zal gehousd hebben zult gehousd hebben zal gehousd hebben zullen gehousd hebben zullen gehousd hebben zullen gehousd hebben
Conditionalis II zou hebben gehousd zou hebben gehousd zou hebben gehousd zouden hebben gehousd zouden hebben gehousd zouden hebben gehousd
Imperatief - hous - - houst -

Verbos similares a housen

Verbos conjugados anteriores y posteriores a housen

« housen »

Otras acciones para housen