Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord ideologiserend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geïdeologiseerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens ideologiseer ideologiseert ideologiseert ideologiseren ideologiseren ideologiseren
Imperfect ideologiseerde ideologiseerde ideologiseerde ideologiseerden ideologiseerden ideologiseerden
Toekomende tijd I zal ideologiseren zult ideologiseren zal ideologiseren zullen ideologiseren zullen ideologiseren zullen ideologiseren
Conditionalis I zou ideologiseren zou ideologiseren zou ideologiseren zouden ideologiseren zouden ideologiseren zouden ideologiseren
Perfectum heb geïdeologiseerd hebt geïdeologiseerd heeft geïdeologiseerd hebben geïdeologiseerd hebben geïdeologiseerd hebben geïdeologiseerd
Voltooid verleden tijd had geïdeologiseerd had geïdeologiseerd had geïdeologiseerd hadden geïdeologiseerd hadden geïdeologiseerd hadden geïdeologiseerd
Toekomende tijd II zal geïdeologiseerd hebben zult geïdeologiseerd hebben zal geïdeologiseerd hebben zullen geïdeologiseerd hebben zullen geïdeologiseerd hebben zullen geïdeologiseerd hebben
Conditionalis II zou hebben geïdeologiseerd zou hebben geïdeologiseerd zou hebben geïdeologiseerd zouden hebben geïdeologiseerd zouden hebben geïdeologiseerd zouden hebben geïdeologiseerd
Imperatief - ideologiseer - - ideologiseert -

Verbos similares a ideologiseren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a ideologiseren

« ideologiseren »