NL Conjugación en Neerlandés de ideologiseren
Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios | |
---|---|
Tegenwoordig en verleden deelwoord | ideologiserend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | geïdeologiseerd |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
---|---|---|---|---|---|---|
Presens | ideologiseer | ideologiseert | ideologiseert | ideologiseren | ideologiseren | ideologiseren |
Imperfect | ideologiseerde | ideologiseerde | ideologiseerde | ideologiseerden | ideologiseerden | ideologiseerden |
Toekomende tijd I | zal ideologiseren | zult ideologiseren | zal ideologiseren | zullen ideologiseren | zullen ideologiseren | zullen ideologiseren |
Conditionalis I | zou ideologiseren | zou ideologiseren | zou ideologiseren | zouden ideologiseren | zouden ideologiseren | zouden ideologiseren |
Perfectum | heb geïdeologiseerd | hebt geïdeologiseerd | heeft geïdeologiseerd | hebben geïdeologiseerd | hebben geïdeologiseerd | hebben geïdeologiseerd |
Voltooid verleden tijd | had geïdeologiseerd | had geïdeologiseerd | had geïdeologiseerd | hadden geïdeologiseerd | hadden geïdeologiseerd | hadden geïdeologiseerd |
Toekomende tijd II | zal geïdeologiseerd hebben | zult geïdeologiseerd hebben | zal geïdeologiseerd hebben | zullen geïdeologiseerd hebben | zullen geïdeologiseerd hebben | zullen geïdeologiseerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben geïdeologiseerd | zou hebben geïdeologiseerd | zou hebben geïdeologiseerd | zouden hebben geïdeologiseerd | zouden hebben geïdeologiseerd | zouden hebben geïdeologiseerd |
Imperatief | - | ideologiseer | - | - | ideologiseert | - |