Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord memorizerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gememorizeerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens memorizeer memorizeert memorizeert memorizeren memorizeren memorizeren
Imperfect memorizeerde memorizeerde memorizeerde memorizeerden memorizeerden memorizeerden
Toekomende tijd I zal memorizeren zult memorizeren zal memorizeren zullen memorizeren zullen memorizeren zullen memorizeren
Conditionalis I zou memorizeren zou memorizeren zou memorizeren zouden memorizeren zouden memorizeren zouden memorizeren
Perfectum heb gememorizeerd hebt gememorizeerd heeft gememorizeerd hebben gememorizeerd hebben gememorizeerd hebben gememorizeerd
Voltooid verleden tijd had gememorizeerd had gememorizeerd had gememorizeerd hadden gememorizeerd hadden gememorizeerd hadden gememorizeerd
Toekomende tijd II zal gememorizeerd hebben zult gememorizeerd hebben zal gememorizeerd hebben zullen gememorizeerd hebben zullen gememorizeerd hebben zullen gememorizeerd hebben
Conditionalis II zou hebben gememorizeerd zou hebben gememorizeerd zou hebben gememorizeerd zouden hebben gememorizeerd zouden hebben gememorizeerd zouden hebben gememorizeerd
Imperatief - memorizeer - - memorizeert -

Verbos similares a memorizeren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a memorizeren

« memorizeren »