Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord naheffend
Tegenwoordig en verleden deelwoord nageheven
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens hef na heft na heft na heffen na heffen na heffen na
Imperfect hief na hief na hief na hieven na hieven na hieven na
Toekomende tijd I zal naheffen zult naheffen zal naheffen zullen naheffen zullen naheffen zullen naheffen
Conditionalis I zou naheffen zou naheffen zou naheffen zouden naheffen zouden naheffen zouden naheffen
Perfectum heb nageheven hebt nageheven heeft nageheven hebben nageheven hebben nageheven hebben nageheven
Voltooid verleden tijd had nageheven had nageheven had nageheven hadden nageheven hadden nageheven hadden nageheven
Toekomende tijd II zal nageheven hebben zult nageheven hebben zal nageheven hebben zullen nageheven hebben zullen nageheven hebben zullen nageheven hebben
Conditionalis II zou hebben nageheven zou hebben nageheven zou hebben nageheven zouden hebben nageheven zouden hebben nageheven zouden hebben nageheven
Imperatief - hef na - - heft na -

Verbos similares a naheffen

Verbos conjugados anteriores y posteriores a naheffen

« naheffen »