Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord nattend
Tegenwoordig en verleden deelwoord genat
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens nat nat nat natten natten natten
Imperfect natte natte natte natten natten natten
Toekomende tijd I zal natten zult natten zal natten zullen natten zullen natten zullen natten
Conditionalis I zou natten zou natten zou natten zouden natten zouden natten zouden natten
Perfectum heb genat hebt genat heeft genat hebben genat hebben genat hebben genat
Voltooid verleden tijd had genat had genat had genat hadden genat hadden genat hadden genat
Toekomende tijd II zal genat hebben zult genat hebben zal genat hebben zullen genat hebben zullen genat hebben zullen genat hebben
Conditionalis II zou hebben genat zou hebben genat zou hebben genat zouden hebben genat zouden hebben genat zouden hebben genat
Imperatief - nat - - nat -

Verbos similares a natten

Verbos conjugados anteriores y posteriores a natten