Total de formas verbales: 18
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord polymeriserend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gepolymeriseerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - polymeriseert - - polymeriseren
Imperfect - - polymeriseerde - - polymeriseerden
Toekomende tijd I - - zal polymeriseren - - zult polymeriseren
Conditionalis I - - zal polymeriseren - - zullen polymeriseren
Perfectum - - heeft gepolymeriseerd - - hebben gepolymeriseerd
Voltooid verleden tijd - - had gepolymeriseerd - - hadden gepolymeriseerd
Toekomende tijd II - - zal gepolymeriseerd hebben - - zult gepolymeriseerd hebben
Conditionalis II - - zal hebben gepolymeriseerd - - zullen hebben gepolymeriseerd

Verbos similares a polymeriseren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a polymeriseren

« polymeriseren »