Woxikon / Verbos / Neerlandés / U / uitstijgen

NL Conjugación en Neerlandés de uitstijgen

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord uitstijgend
Tegenwoordig en verleden deelwoord uitgestegen
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens stijg uit stijgt uit stijgt uit stijgen uit stijgen uit stijgen uit
Imperfect steeg uit steeg uit steeg uit stegen uit stegen uit stegen uit
Toekomende tijd I zal uitstijgen zult uitstijgen zal uitstijgen zullen uitstijgen zullen uitstijgen zullen uitstijgen
Conditionalis I zou uitstijgen zou uitstijgen zou uitstijgen zouden uitstijgen zouden uitstijgen zouden uitstijgen
Perfectum ben uitgestegen bent uitgestegen is uitgestegen zijn uitgestegen zijn uitgestegen zijn uitgestegen
Voltooid verleden tijd was uitgestegen was uitgestegen was uitgestegen waren uitgestegen waren uitgestegen waren uitgestegen
Toekomende tijd II zal uitgestegen zijn zult uitgestegen zijn zal uitgestegen zijn zullen uitgestegen zijn zullen uitgestegen zijn zullen uitgestegen zijn
Conditionalis II zou zijn uitgestegen zou zijn uitgestegen zou zijn uitgestegen zouden zijn uitgestegen zouden zijn uitgestegen zouden zijn uitgestegen
Imperatief - stijg uit - - stijgt uit -

Verbos similares a uitstijgen

Verbos conjugados anteriores y posteriores a uitstijgen

« uitstijgen »

Otras acciones para uitstijgen