Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord urbaniserend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geürbaniseerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens urbaniseer urbaniseert urbaniseert urbaniseren urbaniseren urbaniseren
Imperfect urbaniseerde urbaniseerde urbaniseerde urbaniseerden urbaniseerden urbaniseerden
Toekomende tijd I zal urbaniseren zult urbaniseren zal urbaniseren zullen urbaniseren zullen urbaniseren zullen urbaniseren
Conditionalis I zou urbaniseren zou urbaniseren zou urbaniseren zouden urbaniseren zouden urbaniseren zouden urbaniseren
Perfectum heb geürbaniseerd hebt geürbaniseerd heeft geürbaniseerd hebben geürbaniseerd hebben geürbaniseerd hebben geürbaniseerd
Voltooid verleden tijd had geürbaniseerd had geürbaniseerd had geürbaniseerd hadden geürbaniseerd hadden geürbaniseerd hadden geürbaniseerd
Toekomende tijd II zal geürbaniseerd hebben zult geürbaniseerd hebben zal geürbaniseerd hebben zullen geürbaniseerd hebben zullen geürbaniseerd hebben zullen geürbaniseerd hebben
Conditionalis II zou hebben geürbaniseerd zou hebben geürbaniseerd zou hebben geürbaniseerd zouden hebben geürbaniseerd zouden hebben geürbaniseerd zouden hebben geürbaniseerd
Imperatief - urbaniseer - - urbaniseert -

Verbos similares a urbaniseren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a urbaniseren

« urbaniseren »