Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord verdrietend
Tegenwoordig en verleden deelwoord verdroten
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens verdriet verdriet verdriet verdrieten verdrieten verdrieten
Imperfect verdroot verdroot verdroot verdroten verdroten verdroten
Toekomende tijd I zal verdrieten zult verdrieten zal verdrieten zullen verdrieten zullen verdrieten zullen verdrieten
Conditionalis I zou verdrieten zou verdrieten zou verdrieten zouden verdrieten zouden verdrieten zouden verdrieten
Perfectum heb verdroten hebt verdroten heeft verdroten hebben verdroten hebben verdroten hebben verdroten
Voltooid verleden tijd had verdroten had verdroten had verdroten hadden verdroten hadden verdroten hadden verdroten
Toekomende tijd II zal verdroten hebben zult verdroten hebben zal verdroten hebben zullen verdroten hebben zullen verdroten hebben zullen verdroten hebben
Conditionalis II zou hebben verdroten zou hebben verdroten zou hebben verdroten zouden hebben verdroten zouden hebben verdroten zouden hebben verdroten
Imperatief - verdriet - - verdriet -

Verbos similares a verdrieten

Verbos conjugados anteriores y posteriores a verdrieten