Total de formas verbales: 10
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord miezerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gemiezerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - miezert - - -
Imperfect - - miezerde - - -
Toekomende tijd I - - zal miezeren - - -
Conditionalis I - - zult miezeren - - -
Perfectum - - heeft gemiezerd - - -
Voltooid verleden tijd - - had gemiezerd - - -
Toekomende tijd II - - zal gemiezerd hebben - - -
Conditionalis II - - zult hebben gemiezerd - - -

Verbos similares a miezeren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a miezeren

« miezeren »