Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | samenwerkend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | samengewerkt |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | werk samen | werkt samen | werkt samen | werken samen | werken samen | werken samen |
Imperfect | werkte samen | werkte samen | werkte samen | werkten samen | werkten samen | werkten samen |
Toekomende tijd I | zal samenwerken | zult samenwerken | zal samenwerken | zullen samenwerken | zullen samenwerken | zullen samenwerken |
Conditionalis I | zou samenwerken | zou samenwerken | zou samenwerken | zouden samenwerken | zouden samenwerken | zouden samenwerken |
Perfectum | heb samengewerkt | hebt samengewerkt | heeft samengewerkt | hebben samengewerkt | hebben samengewerkt | hebben samengewerkt |
Voltooid verleden tijd | had samengewerkt | had samengewerkt | had samengewerkt | hadden samengewerkt | hadden samengewerkt | hadden samengewerkt |
Toekomende tijd II | zal samengewerkt hebben | zult samengewerkt hebben | zal samengewerkt hebben | zullen samengewerkt hebben | zullen samengewerkt hebben | zullen samengewerkt hebben |
Conditionalis II | zou hebben samengewerkt | zou hebben samengewerkt | zou hebben samengewerkt | zouden hebben samengewerkt | zouden hebben samengewerkt | zouden hebben samengewerkt |
Imperatief | - | werk samen | - | - | werkt samen | - |
Verbos similares a samenwerken
Verbos conjugados anteriores y posteriores a samenwerken
Otras acciones para samenwerken