NL Conjugación en Neerlandés de seculariseren
Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios | |
---|---|
Tegenwoordig en verleden deelwoord | seculariserend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | geseculariseerd |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
---|---|---|---|---|---|---|
Presens | seculariseer | seculariseert | seculariseert | seculariseren | seculariseren | seculariseren |
Imperfect | seculariseerde | seculariseerde | seculariseerde | seculariseerden | seculariseerden | seculariseerden |
Toekomende tijd I | zal seculariseren | zult seculariseren | zal seculariseren | zullen seculariseren | zullen seculariseren | zullen seculariseren |
Conditionalis I | zou seculariseren | zou seculariseren | zou seculariseren | zouden seculariseren | zouden seculariseren | zouden seculariseren |
Perfectum | heb geseculariseerd | hebt geseculariseerd | heeft geseculariseerd | hebben geseculariseerd | hebben geseculariseerd | hebben geseculariseerd |
Voltooid verleden tijd | had geseculariseerd | had geseculariseerd | had geseculariseerd | hadden geseculariseerd | hadden geseculariseerd | hadden geseculariseerd |
Toekomende tijd II | zal geseculariseerd hebben | zult geseculariseerd hebben | zal geseculariseerd hebben | zullen geseculariseerd hebben | zullen geseculariseerd hebben | zullen geseculariseerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben geseculariseerd | zou hebben geseculariseerd | zou hebben geseculariseerd | zouden hebben geseculariseerd | zouden hebben geseculariseerd | zouden hebben geseculariseerd |
Imperatief | - | seculariseer | - | - | seculariseert | - |