Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord toeroepend
Tegenwoordig en verleden deelwoord toegeroepen
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens roep toe roept toe roept toe roepen toe roepen toe roepen toe
Imperfect riep toe riep toe riep toe riepen toe riepen toe riepen toe
Toekomende tijd I zal toeroepen zult toeroepen zal toeroepen zullen toeroepen zullen toeroepen zullen toeroepen
Conditionalis I zou toeroepen zou toeroepen zou toeroepen zouden toeroepen zouden toeroepen zouden toeroepen
Perfectum heb toegeroepen hebt toegeroepen heeft toegeroepen hebben toegeroepen hebben toegeroepen hebben toegeroepen
Voltooid verleden tijd had toegeroepen had toegeroepen had toegeroepen hadden toegeroepen hadden toegeroepen hadden toegeroepen
Toekomende tijd II zal toegeroepen hebben zult toegeroepen hebben zal toegeroepen hebben zullen toegeroepen hebben zullen toegeroepen hebben zullen toegeroepen hebben
Conditionalis II zou hebben toegeroepen zou hebben toegeroepen zou hebben toegeroepen zouden hebben toegeroepen zouden hebben toegeroepen zouden hebben toegeroepen
Imperatief - roep toe - - roept toe -

Verbos similares a toeroepen

Verbos conjugados anteriores y posteriores a toeroepen

« toeroepen »