Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord vervijfvoudigend
Tegenwoordig en verleden deelwoord vervijfvoudigd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens vervijfvoudig vervijfvoudigt vervijfvoudigt vervijfvoudigen vervijfvoudigen vervijfvoudigen
Imperfect vervijfvoudigde vervijfvoudigde vervijfvoudigde vervijfvoudigden vervijfvoudigden vervijfvoudigden
Toekomende tijd I zal vervijfvoudigen zult vervijfvoudigen zal vervijfvoudigen zullen vervijfvoudigen zullen vervijfvoudigen zullen vervijfvoudigen
Conditionalis I zou vervijfvoudigen zou vervijfvoudigen zou vervijfvoudigen zouden vervijfvoudigen zouden vervijfvoudigen zouden vervijfvoudigen
Perfectum heb vervijfvoudigd hebt vervijfvoudigd heeft vervijfvoudigd hebben vervijfvoudigd hebben vervijfvoudigd hebben vervijfvoudigd
Voltooid verleden tijd had vervijfvoudigd had vervijfvoudigd had vervijfvoudigd hadden vervijfvoudigd hadden vervijfvoudigd hadden vervijfvoudigd
Toekomende tijd II zal vervijfvoudigd hebben zult vervijfvoudigd hebben zal vervijfvoudigd hebben zullen vervijfvoudigd hebben zullen vervijfvoudigd hebben zullen vervijfvoudigd hebben
Conditionalis II zou hebben vervijfvoudigd zou hebben vervijfvoudigd zou hebben vervijfvoudigd zouden hebben vervijfvoudigd zouden hebben vervijfvoudigd zouden hebben vervijfvoudigd
Imperatief - vervijfvoudig - - vervijfvoudigt -

Verbos similares a vervijfvoudigen

Verbos conjugados anteriores y posteriores a vervijfvoudigen

« vervijfvoudigen »