NL Verbos conjugados en Neerlandés por la letra O
- obduceren ... oktrooieren
- okuleren ... omdraaien
- omdragen ... omhaken
- omhakken ... omhoogslaan
- omhoogsteken ... omkeren
- omkiepen ... omladen
- omleggen ... ompraten
- omprogrammeren ... omschoppen
- omschrijven ... omspoelen
- omspoken ... omtuimelen
- omtuinen ... omverrukken
- omverschieten ... omwentelen
- omwerken ... omzwaaien
- omzwachtelen ... onderdekken
- onderdoen ... onderkotsen
- onderkruipen ... ondersneeuwen
- onderspannen ... onderuithalen
- onderuitzakken ... ontbijten
- ontbinden ... ontfutselen
- ontgaan ... ontharsen
- onthechten ... ontkolen
- ontkomen ... ontmannen
- ontmantelen ... ontpolderen
- ontpoppen ... ontschorsen
- ontsieren ... ontstaan
- ontsteken ... ontvellen
- ontvetten ... ontwaren
- ontwarren ... ontzegelen
- ontzeggen ... oorlogvoeren
- oormerken ... opbollen
- opbomen ... opdirken
- opdissen ... opduiken
- opduvelen ... openen
- opengaan ... openrollen
- openrukken ... openvallen
- openvijzen ... opgebruiken
- opgeilen ... ophijsen
- ophikken ... opkikkeren
- opkisten ... opkramen
- opkrassen ... opleven
- opleveren ... opnaaien
- opnemen ... opponeren
- opporren ... oproken
- oprollen ... opschorsen
- opschorten ... opslokken
- opslorpen ... opspelen
- opsperren ... opstoken
- opstomen ... optikken
- optillen ... opveren
- opverven ... opvullen
- opwaaien ... opzenden
- opzetten ... ordonneren
- oreren ... overbieden
- overblazen ... overdubben
- overduvelen ... overheersen
- overhellen ... overkoepelen
- overkoken ... overmannen
- overmeesteren ... overrompelen
- overrulen ... oversnijden
- overspannen ... overtekenen
- overtelegraferen ... overvliegen
- overvloeien ... overzetten
- overzieden ... ozonizeren